Het kabinet wil dat de burger zichzelf redt, maar kan iedereen dat ook? ‘Succes en geluk zijn synoniemen geworden, zegt hoogleraar Trudy Dehue. ‘Daardoor
komen degenen die niet succesvol zijn, in de problemen.’ – Door Wilma de Rek (Volkskrant 17 sept 2011)
Dit kabinet presenteert zich als liberaal en verwijt links betutteling, maar het is zelf zo moralistisch als wat. De moraal die het hanteert is die van de stoerheid: ga eens harder aan jezelf werken! De overheid spreekt mensen continu aan op hun verantwoordelijkheid. Het gaat veel over wat je allemaal moet doen en laten; er lijkt geen lot meer te zijn dat je mag aanvaarden. Het moet allemaal sneller en beter eb hoger en mooier.’
Trudy Dehue (1951) is hoogleraar wetenschapstheorie en wetenschapsgeschiedenis bij
de vakgroep psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze is ook auteur van het boek De depressie epidemie (2008), over de vraag hoe het kan dat in een welvarend land als Nederland zoveel vraag is naar antidepressiva in de vorm van pillen, therapieën of zelfhulpmiddelen. In 2009 sprak ze hierover in het VPRO-programma Zomergasten.
Inmiddels werkt Dehue aan een nieuw boek met als werktitel Biologisch burgerschap:
leven in het tijdperk van het brein. Niet het zoveelste breinboek, maar juist een reactie erop. Dehue: ‘Als we alleen naar de hersenen kijken, vergeten we al gauw na te denken over de samenleving en hoe wij die hebben ingericht. Dat vind ik te gemakkelijk.’
Dehue verzet zich al jaren tegen wat ze de ‘verplichte vrijheid’ van de neoliberale
samenleving noemt. ‘Mensen wordt voortdurend verteld dat ze zichzelf moeten verbeteren, hun lot in eigen hand nemen. Dat ze zelf over hun ongeluk en onvermogen gaan. Maar er zit zo weinig verhaal achter. Het is ideologisch gezien nogal mager, die VVD-mantra van zelfredzaamheid. In het beleid zie je de opvattingen van auteurs als de Britse arts Theodore Dalrymple en Frank Furedi, volgens wie de verzorgingsstaat slappelingen en kasplantjes heeft gecreëerd. Het is allemaal kankeren op mensen die het niet goed doen.
‘En natuurlijk, die zijn er ook. Ik kom regelmatig in arme dorpen in noord-Groningen, je
ziet daar hele families die verbijsterend dik zijn en in de supermarkt hun karretjes vol waardeloos voedsel laden. Maar met alleen maar mopperen op die mensen en ze allerlei verwijten maken, bereik je helemaal niets. De ene groep mensen laat het allemaal van zich afglijden; de andere groep mensen gaat nog harder aan zichzelf werken. Daarin mislukken ze, en wat er dan gebeurt is dat ze nog meer klem komen te zitten. Mislukking is immers een keuze. Dus zakken ze totaal in de put. Of ze nemen een psychiatrisch ziektelabel: ‘Oh, ik heb adhd. Zie je wel, het ligt niet aan mij. ‘Vervolgens krijgen ze te horen dat ze zich niet zo moeten aanstellen, met die adhd. Dat vind ik nogal onrechtvaardig.’ Er zijn ook wel erg veel mensen met adhd, autisme of een andere moderne stoornis. ‘Laten we niet vergeten dat zo’n diagnose ook zinvol en terecht kan zijn. Maar goed, het is waar: mensen omarmen tegenwoordig te gemakkelijk een psychiatrische diagnose. Hele identiteiten worden aan dergelijke labels opgehangen. Er zijn internetfora voor adhd’ers, voor partners van adhd’ers, voor moeders van adhd’ers. Er komen boeken uit van mensen die schrijven dat ze, sinds hun kind de diagnose autisme heeft gekregen, opeens begrijpen dat ze zelf ook autistisch zijn en hoe bevrijdend dat in zicht is. Mensen worden soms hun stoornis.
‘Maar in plaats van kwaad te worden op die mensen, kun je beter proberen ze te
begrijpen. En moet je uitzoeken hoe het zover gekomen is. Het probleem erachter moet geanalyseerd worden. Ik denk dat die liefde voor labels alles te maken heeft met de huidige samenleving, die alle verantwoordelijkheid bij het individu legt. Als succes een keuze is en dus mislukking ook, dan hebben mensen een uitweg nodig als ze niet zo vreselijk succesvol zijn. Dat label biedt ook een uitweg. Bovendien: met een label ben je tenminste nog iemand.’ Maar wie creëert al die ideaalbeelden waaraan we moeten voldoen? Dat doet de overheid toch niet? Dat doen we zelf. ‘Ja, die ideaalbeelden verspreiden we ook zelf. Maar het komt wel voort uit een kapitalistische moraal die we met zijn allen zijn gaan aanhangen. In het begin van de twintigste eeuw wees de
socioloog MAX Weber op de raakvlakken tussen het kapitalisme en het protestantisme met zijn strenge arbeidsmoraal. Nu zie je een soortgelijk verband tussen het kapitalisme en de manier waarop we naar onszelf kijken. ‘Volgens de Britse socioloog Nikolas Rose, die ook de kreet ‘verplichte vrijheid’ bedacht, is er een biologische kapitalistische arbeidsmoraal ontstaan. We zijn ons eigen leven, ons lichaam en onze hersenen als een soort onderneming gaan zien. Als een klein bedrijfje. Daarom sporen we elkaar aan om onze hersenen te verbeteren en ons uiterlijk te verfraaien. Innerlijk en uiterlijk moet alles perfect zijn, daar haal je succes uit; en als je succes hebt, ben je gelukkig. Succes en geluk zijn synoniem geworden. Dan komen degenen die niet succesvol zijn, dus in de problemen.’
Trudy Dehue schenkt zich een tweede glas grapefruitsap in, in de keuken van het
prachtige huis in het oude centrum van Groningen waar ze met haar echtgenoot woont. Ze is net 10 kilo afgevallen. ‘Natuurlijk, ik doe er zelf ook aan mee; het was nodig. Maar je kunt je vreselijk laten opjutten. Je moet de tijdschriften voor jonge vrouwen maar eens bekijken.
‘Tijdens mijn colleges wetenschapstheorie, aan tweedejaars psychologiestudenten,
projecteer ik de omslagen van bladen als Psychologie Magazine en Cosmopolitan groot op een scherm- ik geef les in een bioscoop. Ik laat studenten zien dat die omslageen bomvol zelftesten staan. ‘Ben je wel jaloers genoeg?’ ‘Hoe sexy ben je op vakantie?’ ‘Doe je wel genoeg aan breinverbetering?’ De bladen houden hun lezers continu een spiegel voor: aan welke eisen, innerlijk en uiterlijk, voldoe jij nog niet? Het is voor heel veel studenten een enorme eyeopener dat er zo op ze wordt ingepraat.
‘Als je naar die meiden kijkt: ze zien er prachtig uit, met mooie tanden en lange haren,
echt heel erg mooi; maar intussen zijn veel van hen totaal niet tevreden met zichzelf.’ Hoe was dat in uw eigen jeugd? ‘Toen ik 18, 20 was had je op het gebied van vrouwenbladen niet zoveel meer dan margriet en Libelle. Maar in mijn tijd werd er natuurlijk ook stevig gemoraliseerd. Ik kom uit Maastricht en zat op een katholieke school, ik heb erg op mijn brood gekregen dat mijn ouders gingen scheiden toen ik elf was. Mijn ouders hadden veel huwelijksmoeilijkheden en iedereen wist dat; sommige vriendjes of vriendinnetjes mochten niet meer bij me spelen. Zelfs veel later, toen ik ging studeren en een kamer zocht, maakte de huisbaas nog een opmerking over mijn ouders.
‘Ik denk dat de periode waarin er niet zo’n strenge moraal gold maar heel kort heeft
geduurd. We hebben in de jaren zeventig en tachtig eventjes een wat zachtmoediger samenleving gekend. Dat is nu een negatief woord, zachtmoedig. Verzorgingsstaat is ook een negatief woord.
'Ik heb dat omslagpunt in de jaren negentig meegemaakt. Ik kom oorspronkelijk uit de
hulpverlening, de kinderpsychiatrie, en ik heb veel van mijn vroegere collega’s wanhopig zien worden omdat managers hen vertelden dat ze, als er een gezin binnenkwam met een probleemkind, maar moesten zorgen dat het na vijf minuten weer met een diagnose buiten stond. Alles draait sindsdien om output, output, output. Het marktdenken in de zorg begon bij Paars, ook traditioneel linkse partijen hoorde je opeens over meer verantwoordelijkheid bij het individu. Ze zaten in het verdomhoekje, ze kregen overal de schuld van. Links heeft nooit een goed antwoord weten te formuleren. Dat begint nu een beetje te komen.’
In haar boek De depressie-epidemie hekelde Trudy Dehue drie jaar geleden de greep
van de farmaceutische industrie op de wetenschap. Ze kreeg er veel bijval voor. ‘Het is niet het hoofdonderwerp van mijn verhaal, maar het trok wel de meeste aandacht, Farmaceutische bedrijven maken het ook regelmatig bont. Tegenwoordig lees ik het Journal of Medical Marketing, dat als wetenschappelijk tijdschrift in de universiteitsbibliotheek staat. Een recent artikel doet op juichende toon technieken uit de doeken om wat het noemt een ‘niet bestaande stoornis’ aan de man te brengen. Zo is viagra in de wereld gekomen; er is een kwaal verzonnen die niet bestaat, daarna is er een etiket op geplakt – ‘erectiele dysfunctie’- en vervolgens is er een champagne gemaakt met de boodschap dat wie dat middel niet nam, er dus zelf voor koos aan die kwaal te lijden.’ Uit sommige hoeken kreeg Dehue het verwijt dat ze het fenomeen ‘depressie’ niet serieus nam. ‘Niet iedereen die op een boek reageert heeft het ook gelezen, viel me op. Wie zegt dat ik depressies niet serieus neem, kan het boek niet eens open hebben gehad. Ik zou ontkennen dat een depressie iets ernstigs is. Dat ontken ik helemaal niet. Ik zeg dat de betekenis van het woord depressie in de loop van de geschiedenis is veranderd. Dat is iets heel anders.’
De kritiek dat Dehue niet zou weten wat een depressie inhoudt, raakte haar en maakte
haar ook kwaad, vooral omdat ze het van heel nabij heeft meegemaakt: haar eigen moeder was langdurig depressief. ‘Goede vrienden spoorden me aan dat op te schrijven. Maar ik vond dat zo goedkoop. Ik vond het ook niet zuiver. Ik was bang dat iedereen daar dan op ging focussen. Mijn vraagstelling was: waarom doen zoveel mensen aan depressiebestrijding, juist in onze rijke en welvarende maatschappij? Dat is een relevante vraag die niets met mijn eigen ervaringen te maken heeft. Dus ik heb mijn moeder er maar uitgelaten en er ook later niet over gesproken.’ Hoe was dat, opgevoed worden door een depressieve moeder? ‘Ik was de middelste van drie meisjes, ‘was’, want mijn oudere zus overleed in 2005 aan kanker. Mij moeder is ook in 2005 overleden. We hebben het er natuurlijk alle drie moeilijk mee gehad – en niet alleen toen we kinderen waren. Mijn moeder had pech in haar jeugd, in haar huwelijk, ze wist zich domweg geen raad met haar leven. Ze wilde het bestaan niet. Zo zei ze dat, letterlijk, en ze handelde er ook naar. Een ernstig depressieve moeder heeft effect op een kind. Moeders schenken kinderen het leven, om het ouderwets te zeggen. Als juist zij laten zien dat dit geschenk eigenlijk de moeite niet waard is, brengt dat kinderen in de problemen. Maar ik wil depressieve moeders geen verwijt maken; veel van hen kunnen er echt weinig aan doen.
‘Ik weet dus heel goed wat een depressie is. De hoofdvraag in mijn boek was: waardoor
is de term depressie sinds de jaren negentig steeds vaker gaan vallen? Om die vraag te beantwoorden laat ik zien dat de definitie van depressie al aan verandering onderhevig is geweest vanaf het moment dat het woord werd geïntroduceerd. Het woord ‘depressie’ betekent nu iets anders dan twintig, veertig of honderd jaar geleden. Eind twintigste eeuw is de betekenis eraan toegevoegd van ‘niet weerbaar, ondernemend of succesvol genoeg’. Die extra betekenissen neem ik evengoed serieus.
‘Dat veel vormen van somberheid nu depressie heten, komt deels doordat
farmaceutische bedrijven ze als ziekte hebben geframed. Dat kan, in een samenleving die oorzaken van verdriet en zeker de aanpak, bij de individuen neerlegt. De vraag hoe we met ons ongeluk moeten omgaan, beantwoorden we nu al snel met medicijnen en met andere depressiebehandelingen. Zodra je het woord depressie gebruikt voor somberheid, krijg je bepaalde connotaties mee die leiden tot een bepaalde aanpak.
‘Tegen mijn studenten zeg ik wel eens: als je merkt dat die enorme studiedruk je somber
maakt, kun je ook boos worden. Bijvoorbeeld boos op de overheid, die het studenten steeds moeilijker maakt. Aan die mogelijkheid denken ze niet eens. Wie moet die impasse doorbreken? ‘Iedereen, overal. Wij allemaal. Dat gebeurt trouwens al. Ga kijken naar die plekken in de samenleving waar het wel goed gaat en neem er een voorbeeld aan. Ik zag de documentaire De bemoeizorgers, over de GGD in Rotterdam. Die liet heel mooi zien hoe je respectvol werken kunt combineren met regels stellen.
‘De camera volgt een sociaal verpleegkundige die met een indrukwekkende combinatie
van respect en doorzettingsvermogen mensen aan de onderkant van de samenleving helpt. Ze maakt hen geen verwijten, maar gaat met ze in gesprek. Die aanpak zou je tot model kunnen verheffen.
‘Je kunt het ook ideologisch uitwerken. En ik zou die ideologische uitwerking van links
verwachten. Er ligt een verantwoordelijkheid voor een elite – journalisten, wetenschappers, politici – die het voor moeten leven en het uit moet dragen. De mensen met het meeste verstand en de hoogste posities hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid, daar krijgen ze die hoge salarissen voor.
‘Ik denk ook wel dat er een kentering komt. Mensen beginnen de neoliberale moraal wel
een beetje zat te worden. Ik denk dat die boodschap van de vrije keuze en eigen schuld inmiddels achterhaald en uitgeput is.
IRB Activity for Active Projects by Therapeutic Area Project Title Department IRB Activity Cardiology 1) A Clinical Evaluation of the Medtronic Endeavor® Resolute Zotarolimus-Eluting Coronary Stent System in the Treatment of De Novo Lesions in Native Coronary Arteries with a Reference Vessel Diameter of 2.25 mm to 4.2 mm (08-2-C-049) Northeast Cardiology 2) A Multicenter, D