– Patienten behandeld met incretinemimetica
onderzoek onderzoek 1. Pat. nuchter vanaf 24 u tot ‘s middags (OZ in VM) 2. Pat. nuchter vanaf 24 u maar ontbijt na OZ 3. Pat. neemt nog ontbijt, nadien nuchter (OZ in NM) 4. Pat. Nuchter vanaf 24u tot na de middan (OZ in NM) 5. Pat. Blijft 1 dag of langer nuchter (operatie, …)
(humaan menginsuline: Mixtard, Humuline Mix)
Na onderzoek onderzoek 1. Pat. nuchter vanaf 24 u tot ‘s middags (OZ in VM) 2. Pat. nuchter vanaf 24 u maar ontbijt na OZ 3. Pat. neemt nog ontbijt, nadien nuchter (OZ in NM) 4. Pat. Nuchter vanaf 24u tot na de middan (OZ in NM) 5. Pat. Blijft 1 dag of langer nuchter (operatie, …)
(analoog menginsuline: Novomix, Humalog Mix)
Na onderzoek onderzoek 1. Pat. nuchter vanaf 24 u tot ‘s middags (OZ in VM) 2. Pat. nuchter vanaf 24 u maar ontbijt na OZ 3. Pat. neemt nog ontbijt, nadien nuchter (OZ in NM) 4. Pat. Nuchter vanaf 24u tot na de middan (OZ in NM) 5. Pat. Blijft 1 dag of langer nuchter (operatie, …)
(humaan snel- en traagwerkend insuline: Actrapid-
onderzoek onderzoek 1. Pat. nuchter vanaf 24 u tot ‘s middags (OZ in 2. Pat. nuchter vanaf 24 u maar ontbijt na OZ 3. Pat. neemt nog ontbijt, nadien nuchter (OZ in 4. Pat. Nuchter vanaf 24u tot na de middan (OZ in 5. Pat. Blijft 1 dag of langer nuchter (operatie, …)
(analoog snel- en traagwerkend insuline: Apidra, Humalog,
onderzoek onderzoek 1. Pat. nuchter vanaf 24 u tot ‘s middags (OZ in 2. Pat. nuchter vanaf 24 u maar ontbijt na OZ 3. Pat. neemt nog ontbijt, nadien nuchter (OZ in 4. Pat. Nuchter vanaf 24u tot na de middan (OZ in 5. Pat. Blijft 1 dag of langer nuchter (operatie, …)
• Aanpassingschema voor insulinepen:• Zo glycemie tussen:
– 0 en 60 mg/dl: - 2 E– 60 en 80 mg/dl: - 1 E– 80 en 150 mg/dl: basis– 150 en 200 mg/dl: + 1 E– 200 en 300 mg/dl: + 2 E– 300 en 400 mg/dl: + 3 E– 400 en 500 mg/dl: + 4 E
• Aanpassingsregels bij zwangerschapsdiabetes:• Zo glycemie tussen:
– 0 en 60 mg/dl: - 2 E– 60 en 80 mg/dl: - 1 E– 80 en 120 mg/dl: basis– 120 en 150 mg/dl: + 1 E– 150 en 200 mg/dl: + 2 E– 200 en 300 mg/dl: + 3 E– 300 en 400 mg/dl: + 4 E– 400 en 500 mg/dl: + 5 E
• Hypoglycemie risico: Sulfonylurea en Glinidinen
• Zonder hypoglycemie risico: Metformine,
• Hypoglycemie risico: Sulfonylurea en Glinidinen
– Glibenclamide: Bevoren ®, Doanil ®, Euglucon ®
– Gliclazide: Diamicron ®, Unidiamicron ®
– Combinatie Metformine + Daonil:Glucovance ®
• Zonder hypoglycemie risico: Metformine,
– Metformin: Glucophage ®, Metformax ®, Metformine ®
– Combinatie Metformine-DPP-4: Janumet ®, Eucreas ®
– OAD kunnen onderverdeeld worden in middelen met:
– Aanpassing dosis gebeurt op basis van hypoglycemie
risico bij nuchter blijven en op basis van andere risico’s (bv lactaatacidose bij nierinsufficientie en acute fase cordecompensatie)
– Regelmatige glycemiecontroles op dag van nuchter
blijven teneinde ontsporingen te voorkomen!!!
– Bij Glc > 200 mg/dl: Actrapid-bijspuitschema
– Metformine stop 24-48 uur voor de procedure bij gevaar op
nierinsufficientie of circulatoir arrest (bv contrastonderzoeken)
• Vergeet niet te herstarten (na controle creatinine)
– Sulfonylurea en glinidines: geen medicatie op dag van de
procedure voor de procedure/ bij kortwerkende preparaten (verschillende innames per dag) mag bij hervatten voeding restdosis van de dag gegeven worden.
– Glitazones en DPP-4: geen medicatie voor de procedure/bij
– Metformine stop 24-48 uur voor de procedure bij
gevaar op nierinsufficientie of circulatoir arrest (bv contrastonderzoeken)
• Vergeet niet te herstarten (na controle creatinine)
– Sulfonylurea en glinidines: geen medicatie op dag
– Glitazones en DPP-4: geen medicatie voor de
!!! Regelmatig glycemie controleren, bij hoge glycemies:
– Incretinemimetica geven op zich geen hypo’s
– Regelmatige glycemiecontroles op dag van
nuchter blijven teneinde ontsporingen te voorkomen!!!
– Hoewel geen risico op hypo toch aangeraden
ze de ochtend van de procedure niet toe te dienen. Na de procedure toediening SC hervatten.
– Is een continue IV-toediening van een
– De benodigde hoeveelheid wordt uitgedrukt in aantal
– Bij sterk ontregelde diabetes patiënten
– Bij pas ontdekte diabetes patiënten om de glycemie
– Wanneer patiënt 1 dag of langer nuchter blijft
– startdosis volgens doktersvoorschrift– 1 L GlC 5 % over 24 uur
• Toediening met volumetrische infuuspomp:
– (1 ml/u = 1 dr/min)– 1 E insuline = 2 ml– 0,5 E insuline = 1 ml
• Toediening met spuitdrijver: (50 ml NaCl 0,9% met 50 E
– 1 E insuline = 1 ml– 0,5 E insuline = 0,5 ml
– Insulinedrip wordt nooit toegediend met gewone
– Bij voorkeur volumetrische pomp (ml/uur) met
– Glycemiecontroles volgens drip-blad– Startdosis op doktersvoorschrift, meestal 2-3 E– Minimumdosis is steeds 0,5 E– Bij hypoglycemie (< 60 mg/dl) mag drip NIET
stopgezet worden. Eventueel tijdelijk Glc 5 % vervangen door Glc 10%
– Bij 1 injectie traagwerkend insuline per dag: STOP
– Bij 2 injecties humaan menginsuline: STOP drip 1 uur
– Bij 2 injecties analoog menginsuline: STOP drip
– Bij multiple injecties met humaan insuline: STOP drip
1 uur na injectie SC van snelwerkend insuline, traagwerkend insuline 22 uur
– Bij multiple injecties met analoog insuline: STOP drip
meteen na injectie SC van ultrasnel + ultratraagwerkend insuline