In de verzengende hitte - er stond geen wind - ging ik kijken naar de voortgang
van de bouw van mijn simpele kantoortje. Twee Sumatraanse timmerlieden
waren die ochtend begonnen en bleken al een eind opgeschoten met de vloer
en deel van de achterwand. Ik moest aangeven waar ik de ramen wilde, de
rechthoekige openingen in de uit ruwe planken bestaande wanden. Het zweet
gutste van de glimmende torso van de Sumatraan, die een rode zakdoek om
zijn hoofd had geknoopt. Hij hield strijdvaardig een rolmaat in zijn hand.
Met een potlood schetste ik de rechthoeken op een vel papier, we telden het
aantal planken uit. Ik wilde veel licht. Mijn slaapkamertje van zes vierkante
meter, wat nu ook mijn werkkamer was, vond ik veel te donker. Ook zou
Oscar binnenkort komen. Het moest een fatsoenlijk kantoortje worden voor
ons beiden om alle berekeningen te kunnen doen, zowel het achterstallige
werk van Mamberamo, als de nieuwe seismiek hier in Jambi. Op een grote
tafel zouden we de seismische kaarten uit kunnen spreiden.
Van Jakarta naar Rengat, in de provincie Jambi op Sumatra, was het met
een Fokker Friendship drie uur vliegen. Dan van het vliegveld naar het seismi-
sche kamp nog eens twee uur met de auto. Dat was wel wat anders dan steeds
die lange reis naar Sarmi. Maar het kampje was een stuk primitiever. Het was
tenslotte ook een project dat in een paar maanden klaar moest zijn. Er waren
vier ruw getimmerde barakken, met slaapkamers, werkplaatsen en kantoor-
tjes. Er was een veldje om te badmintonnen, een populaire sport in Indonesi¨
Ook hier werkten we midden in het oerwoud, al had dat een wat vriendelijker
karakter dan in Irian Jaya. Een enkele keer werd er een tijger gesignaleerd,
dat was althans de verklaring als een rintisploeg de benen had genomen. Het
kamp was van CGG, een Frans geofysisch bedrijf. De belangrijkste posities in
het project werden dan ook door drie Fransen ingenomen.
Het eten was veel beter dan bij de Australi¨
wijn en kaas. Ze hadden de kok geleerd hoe hij heerlijke frietjes moest maken.
Maar om te werken waren de omstandigheden matig. Overdag was het in
de barak erg heet. Hoewel een ventilator de ergste warmte bestreed was het
allesbehalve prettig werken in mijn benauwde hokje. Het zou mooi zijn als
Aan het einde van de gang van mijn slaapkamertje was een halfopen ruimte.
De vloer bestond uit lange ruwe planken, op het dak lagen golfplaten. In het
midden stond een lange tafel. Hieraan aten we elke dag. Er stonden ook een
paar simpele houten luie stoelen en er was een lage plank waar een tv-toestel
op stond voor het afspelen van video’s. Er was fel elektrisch licht, tot half 11
’s avonds, dan ging de generator uit. Het was de enige plek behalve je eigen
kamer waar je fatsoenlijk kon vertoeven.
Het was stil, alleen het af en toe vervagende geluid van de krekels was te
horen. En het geluid van het omslaan van de bladzijden, veroorzaakt door
zowel Bob als door mij. Meer niet. De Fransen waren weg, misschien nog aan
het werk, of aan het vergaderen. Bob was even tot rust gekomen, na een tijd
lang tierend naar zijn leesbril te hebben gezocht. Hij was een Canadees, een
geofysicus. Vanavond geen filosofietjes over biologische drang en aanverwante
zaken. Hij las, net als ik. Toch doorbrak hij na een tijdje alweer de stilte.
‘Wil je een whiskey? Ik heb Black Label meegenomen uit Singapore. Welk
Ik beantwoordde alleen zijn tweede vraag.
‘Het boek dat ik lees heet Het meisje met het rode haar. Het speelt in de
‘Nee, nee, die had zwart haar. Zij was joods. Deze was een communiste,
rood haar dus, ha, ha. Zij was in het verzet.’
‘Very interesting,’ en Bob verdween naar zijn kamer. Hij kwam terug met
een fles en schonk twee limonadeglazen voor een derde vol.
‘De Canadezen hebben trouwens een grote rol gespeeld bij de bevrijding
van Nederland,’ vervolgde ik, ‘nog bedankt daarvoor.’
‘It was a pleasure,’ grijnsde Bob, ‘heeft jouw rode vrouw het overleefd,
‘Nee, vlak voor het einde van de oorlog gefusilleerd. Mijn moeder is nog
bij haar begrafenis geweest, als tiener.’
Bob wist voldoende, hief zijn dagelijkse glas en zei:
‘Goed zo, skol! Op je roodharige meisje.’
Ik zette mijn glas neer en verdween naar mijn kamer. Even later was ik
‘Ha, pretty! Geen rood haar, nee. Maar ze heeft wel een rode jurk.’
Ik hield mijn glas omhoog, in het licht van de tl-buis, en kneep mijn ogen
half dicht om de gouden glinstering van de whiskey goed tot zijn recht te
laten komen. Hoe lang was het geleden dat we die film over Hannie Schaft in
Groningen samen hadden gezien? Een jaar? Het leek een eeuwigheid geleden.
En, wanneer zouden we weer eens samen naar de film gaan?
Inmiddels had ik bedacht dat het onbegonnen werk was om de gigantische
hoeveelheid meetgegevens uit Mamberamo met de beschikbare handcompu-
ters door te rekenen. Dat moest beter kunnen. Ik meende dat ik op het kantoor
in Assen, waar ik had gewerkt, nog een programma uit mijn studententijd op
de VAX-computer had staan. Dat zou ik voor het beoogde doel wel geschikt
kunnen maken. Ik ging naar Rengat om in het postkantoor te bellen met een
oud-collega in Assen. Hij zou zijn best doen om het programma te vinden, op
magneetband te zetten en naar onze vestiging in Singapore te sturen. Daar-
mee had ik gelukkig al snel weer een reden om er tussenuit te knijpen. Een
weekje later kon ik met een auto meerijden naar Pekan Baru, een plaats een
stuk ten noorden van Rengat. Hier vertrokken vluchten naar Singapore. De
rit over de eenzame weg bood een goed beeld van Sumatra. Veel bossen, maar
ook grote platgebrande stukken en geblakerde heuvels. Dit platbranden was
gedaan om nederzettingen te kunnen bouwen voor de transmigranten, kolo-
nisten die waren geworven op Java om de overbevolkte gebieden te verlaten
en zich in dunner bevolkte streken op andere eilanden van de archipel te ves-
tigen. Op die manier probeerde de Indonesische regering de bevolkingsdruk
gelijkmatiger te spreiden. Ergens langs de weg stond een bord om aan te ge-
ar de evenaar de weg kruiste. In Pekan Baru bleek dat ik
dezelfde dag nog, een zaterdag, met een vlucht meekon. Dat betekende dat
ik de zondag in Singapore vrij kon besteden, de eerste vrije dag in bijna twee
Op maandag kon ik inderdaad de magneetband in ontvangst nemen. Ik
ging gespannen naar Digicon, het bedrijf dat voor ons de seismische gegevens
verwerkte en over VAX-computers beschikte. Het lukte waarachtig om de
magneetband in te lezen. Met enige hulp van een Digiconmedewerkster slaagde
ik er in om de FORTRAN-code te compileren en het programma aan de praat
te krijgen. Dat bood perspectief! Maar eerst moest er nog heel wat gebeuren
om de invoergegevens in orde te krijgen en het programma aan te passen. Ik
nam een afdruk van de code mee, een dik pak papier. Later zou ik terugkomen
om de verwerking van de gegevens in Singapore uit te voeren, maar ik wist
Van Singapore eerst terug naar Jakarta, voor een tussentijds bezoek aan het
kantoor. Ik had Dick van Delden, het hoofd van exploratie, sinds oktober vorig
jaar niet gesproken. Het gesprek verliep toen niet prettig. Ik had nog geen
succes met mijn projecten en hij liet veel over zelfs mijn directe toekomst
e in het midden. Nu was er weer een gelegenheid om te praten.
Ongemakkelijk trad ik zijn ruime, lichte kantoor binnen. Hij zat achter zijn
elegante houten bureau en knikte welwillend. Ik nam plaats in een van de altijd
gereedstaande stoelen tegenover hem en legde uit wat mijn plannen waren.
Hij vroeg ook naar de situatie in het kamp bij Rengat. Tot mijn verbazing zei
‘Die hydrografische opnamen van jou in Mamberamo zijn eigenlijk hart-
stikke goed gegaan. Prima rapport. Daar zullen we straks met de boringen
‘Ik kan me overigens voorstellen dat het voor jullie niet gemakkelijk was
daar, in Sarmi. Het werken met de Australi¨
Verbluft keek ik hem aan. Sinds wanneer was hij tot dit inzicht gekomen?
Altijd had hij onze operationele problemen en gedoe in het kamp een beetje
gebagatelliseerd en weggewuifd. Ik beaamde zijn constatering onmiddellijk,
‘Is er al wat meer duidelijkheid over wat ik na Rengat ga doen?’
‘Je weet dat ik je graag bij de boringen in 1984 hier zou willen hebben. Ik
zit nog wel een beetje met de periode juli tot het begin van dat jaar. Ik zie nog
niet wat je hier dan te doen zou hebben, maar daar komt wel een oplossing
voor. Mogelijk kan ik je tijdelijk aan een andere werkmaatschappij uitlenen.’
Dat was goed nieuws. Eindelijk was er wat meer duidelijkheid over de
komende twee jaar. Betrokkenheid bij de boringen was leuk, het gaf de mo-
gelijkheid om de totale exploratiecyclus mee te maken. En, niet onbelangrijk,
het gaf ook uitzicht op een gecontinueerde verlofregeling met regelmatige trips
‘Maar eerst je klus in Jambi maar afmaken. Je weet dat het voor onze toko
honderd jaar geleden op Sumatra allemaal begonnen is? Het zou mooi zijn als
Maria bleek een paar voor mij bestemde brieven meegegeven te hebben
aan een collega die nog een lange reis door Sumatra te maken had voor hij bij
het kamp zou aankomen. Ik zuchtte en schudde mijn hoofd. Maria keek wat
beteuterd maar kon er natuurlijk ook niets aan doen.
In het kamp bij Rengat stortte ik mij weer op zowel de berekeningen voor het
project in Jambi als het achterstallige werk voor de seismiek in het Mambera-
mogebied. Oscar was klaar in Sarmi, had zijn verlof erop zitten en voegde zich
nu ook bij mij. Het was prettig om een echt maatje te hebben. We werkten sa-
men in ons nieuwe kantoortje waarin de uitgespreide kaarten steeds opwaaiden
door de ventilator die onder het golfplaten dak voor enige verkoeling moest
zorgen. Na een kleine week kwam de collega in het kamp die de brieven van
e bij zich had. Ze waren al twee weken eerder op het kantoor in Jakarta
Een aardige verrassing was dat pater Martin van de Vijver net mijn auto
in Mwanza van de trein gehaald had. Ik wist helemaal niet dat hij al vanuit
Dar es Salaam op transport gezet was. Nu was er nog het probleem om aan
benzine te komen, dat is nog steeds niet te krijgen. Gelukkig had Frans zijn
reservetank bij zich en kon ik daar wat van gebruiken. Zo stapte ik dan de
volgende morgen in een gloednieuwe R4 en reed in mijn eentje naar huis
om zo snel mogelijk weer de dienst van Kipondya over te nemen. Het was
een complete vuurdoop. Meteen het onoverzichtelijke Mwanza in waar alles
de straat overvliegt. Het stuur aan de rechterkant, links rijden. Dan een
enorme tropische regenbui waardoor alle ruiten beslagen waren. Ik ben door
heel wat gaten in de weg gegaan, want die waren door de regen niet meer
te zien. In ieder geval ben ik droog thuisgekomen en was ik blij meteen alle
angst overwonnen te hebben. Het Tanzaniaanse rijbewijs heb ik nog niet. Dat
regelt Sacha voor me want dat schijnt heel wat keertjes bedelen te kosten.
Ook is de auto nog niet verzekerd, zodat ik voorlopig nog maar even kalm
Gisteren ontving ik tot mijn grote vreugde je eerste brieven. De laatste
was in Singapore gepost. De volgende zal dus wel even duren. Inmiddels zit
je dus in Jakarta of Sumatra, gek idee hoor. Gelukkig dat het met je koffer
destijds nog goed gegaan is. Dia’s en foto’s zijn onvervangbaar, evenals andere
Vrijdag had ik bezoek van de coassistent en zijn vriendin, en al riskend
kregen we het idee om met de auto naar het eilandje Sae Nane te gaan, bij
Mwanza, en vervolgens door naar Sengerema, waar een collega--ziekenhuis
gevestigd is, ook met Nederlandse artsen. Zo gezegd zo gedaan, dus gingen
we zaterdagmorgen voor het eerst in de R4 op pad. Voor de kerk raakte ik in
de slip en kwamen we vast te zitten, dus dat ging al snel mis. Gelukkig trek
je deze auto met wat mankracht er snel uit. We hadden gedacht vanwege de
nationale feestdag in Mwanza nog wat dansen te zien, maar blijkbaar zijn de
mensen inderdaad niet meer zo dol op deze regering; er viel blijkbaar niet
veel meer te vieren. In een ommezien van tijd zaten we dan ook op Sae Nane
waar ik wederom erg van genoten heb. De herkenbare plekjes van toen, maar
ook heel andere mooie plekjes en vergezichten, na enig geklauter. We hebben
lekker gepicknickt en ook de gesprekken vlotten goed. Heel ontspannend dus.
Ditmaal ook oog in oog met de olifant gestaan; verder nijlpaarden in het
water en op het land een leeuw en een luipaard, maar wel in een kooi. De
vorige keer hebben we toch niet zo goed rondgekeken denk ik. Het lijkt me
leuk er nog eens samen naar toe te gaan.
Vanaf Mwanza met de laatste ferry over naar Kamanga, vanwaar we de
tocht naar Sengerema voortzetten. Mijn God, wat een slechte weg. Door ri-
viertjes, over heuvels en door dalen. Ik ben heel wat keren met de onderkant
over de grond geschoven. We reden het laatste stuk in het donker met allerlei
dronken feestende mensen langs de kant van de weg. Zondagmorgen ben ik
eerst eens onder de auto gaan liggen om te inspecteren. Er blijken inderdaad
wel wat beschermingsplaten aangebracht te zijn, zoals ik gevraagd had, maar
die zijn niet zo dik. Zondag via Busisi terug naar de ferry, waar ik het mist-
achterlicht eraf reed vanwege het grote verval tussen weg en ferry. Gelukkig
is het hier niet zo vaak mistig. Het lichtje werd nog wel door een attente
Tanzaniaan achterna gebracht zodat ik het eventueel weer kan bevestigen. Al
met al een enerverende eerste reis met de R4.
Gisteren heb ik letterlijk iemand een poot uitgedraaid. Een vrouw was een
week geleden door een slang gebeten. Vervolgens is ze naar de medicijnman
gegaan. Deze had haar wat bloemetjes te eten gegeven om braken op te wek-
ken. Dit was gelukt. Daarmee zou het gif wel uitgespuugd zijn. Jammer maar
helaas, het been was er nadien langzamerhand geheel afgerot en zo kwam ze
hier aan, een ondraaglijke stank verspreidend. Ik moest me echt vermannen
om mijn werk te doen en ben ondertussen toch wel wat gewend. Kipondya
had dienst maar zei dat er een hoge amputatie gedaan moest worden, tot in
het bekken, en dat zoiets nog nooit in Bukumbi verricht was en hij het dus
ook niet kon. Toen moest ik het maar doen. Je voelt je echt een slager. Op het
laatst heb ik letterlijk het been eruit gedraaid en je voelt je dan best vreemd
als je met zo’n been door de operatiekamer loopt te sjouwen om het aan ie-
aangezien de infectie al te ver gegaan was maar wie weet, zonder operatie
zou ze zeker overlijden. Wel genoeg lugubere verhalen nu.
Het schijnt dat de 27 grootste aanstichters van de mislukte staatsgreep
nu berecht zijn. Er zitten velen achter slot en grendel. Je hoort er trouwens
verder niets meer over. Ook Kipondya en anderen waarvan je zou denken dat
ze best wat meer kunnen vertellen, doen er het zwijgen toe. Nyerere lijkt het
Hier staan de zaken er matig voor. Sinds begin januari was ik steeds snel moe.
De afgelopen dagen werd het erger en begon ik sterretjes te zien. Wederom
malaria en bloedarmoede. Dat terwijl ik alles doe om de muskieten van het
lijf te houden. Best vervelend dus. Volgens Frans moet ik ook aan de Fansidar,
maar ik probeer het eerst nog te behandelen met Chloroquine.
Verder hebben we hier gebrek aan water. Een halve week geleden begaf de
pomp het. Die moet het water uit het Victoriameer omhoog pompen. Damas
is nu al twee weken bezig om het ding te repareren, maar helaas zonder succes.
Hij schijnt volledig naar de mallemoer te zijn en mogelijk niet te repareren
voordat er onderdelen uit het buitenland gearriveerd zijn. Is het voor mezelf
al lastig de wc niet door te kunnen spoelen en me niet te kunnen wassen,
douchen etc, in het ziekenhuis is het dientengevolge een enorme puinhoop.
enten gebruiken met zijn twintigen een wc zodat er in die hokjes, die
meteen aan de ziekenzalen grenzen, nu enorme mesthopen liggen. Lakens,
pyjama’s kunnen niet gewassen worden. Water om te drinken en eten te koken
moet over grote afstand met emmertjes uit het meer aangesleept worden.
We hebben nu besloten alleen nog spoedopnames te doen, en spoedoperaties,
totdat de pomp gemaakt is. Dientengevolge is het werk op de zalen nu wel
wat rustiger. De kraamzaal is maar voor de helft bezet. Zo kan ik ’s middags
af en toe wat administratie doen en dat komt goed uit.
In het algemeen bestaat in ontwikkelingskringen de indruk dat in Neder-
land de belangstelling voor ontwikkelingshulp dalende is en dat de nieuwe
minister voorlopig nog geen ster is. Ik kan het geklaag uit Nederland niet zo
goed hebben als ik zie hoeveel er hier nog aan elementaire levensbehoeften
ontbreekt, maar ja als je in Nederland woont staat dat natuurlijk ver van je
af. Volgende week ga ik er weer met mijn R4 op uit, ditmaal naar Biharamulo.
Het lijkt me leuk weer eens wat andere mensen te ontmoeten aangezien het
wereldje hier soms toch wel erg klein is.
Gisteren kreeg ik onverwachts vier lepramensen op bezoek, van de Neder-
landse Leprastichting en ook van het Ministerie van Gezondheid uit Dar es
Salaam. Hoog bezoek dus, en dat komt dan zomaar bij me binnenvallen. Des-
alniettemin zeer gewaardeerd. Het bezoek was vooral bedoeld om eventuele
problemen omtrent de ‘multiple drug treatment’ waar ik mee bezig ben te
bespreken. Gisteren had ik toevallig juist bij de Nederlandse Leprastichting
een aanvraag ingediend om een lepracursus in Addis Abeba te mogen doen.
Dat was gisteren al op de post gegaan maar nu kon ik het nog eens mondeling
toelichten en daarbij de jaarrapportcijfers van 1981 en 1982 gebruiken. Maar
het blijkt allemaal niet zo makkelijk te zijn. Mijn deelname aan die cursus
zou helemaal buiten het door hen gevolgde beleid vallen. Alleen mensen in de
hoogste regionen van het leprawerk krijgen een dergelijke dure cursus aan-
geboden. Het werd een uitgebreide discussie. Ik ben reuze benieuwd wat er
uiteindelijk uit de bus zal rollen en mocht het antwoord toch positief zijn dan
zie ik dat in elk geval als een grote waardering en ook als een buitenkansje
dat ik niet moet laten liggen. Dat zal op zijn vroegst oktober worden, maar
dus waarschijnlijk helemaal niet. Voor jouw korte termijn plannen maakt het
Vandaag na een maand van grote droogte voor het eerst weer eens een
flinke regenbui. Dat werd tijd ook, want de pompproblemen zijn nog steeds
niet opgelost. We zijn nu al drie weken zonder water, wat een ramp is zowel
e als voor het ziekenhuis. Zodra het begon te regenen rende
iedereen dan ook naar buiten met emmers, potten, pannen en wat dies meer
zij om zoveel mogelijk water op te vangen. Mijn hele badkuip hebben we
daarmee volgegooid. Het is vies bruin water (want het dak is blijkbaar nog
steeds niet bijster schoon), maar we zijn er reuze blij mee en bedenken ons
geen moment om het te drinken, er mee te wassen, enz. We hebben nu al drie
weken geen kleren meer gewassen, lopen allemaal met plakkerig haar rond, de
laatste lakens liggen op bed, kortom het begint aardig onguur te worden. De
oplossing lijkt steeds verder weg, nu we nieuwe reserveonderdelen gekregen
hebben van een pomp die net niet passen. De technische mensen zijn een
depressie nabij. De bedbezetting van het ziekenhuis is nu nog maar vijftig
procent omdat we alleen maar spoedoperaties en spoedopnames doen. Dat
betekent nog steeds extra tijd voor administratieve bezigheden, die ik toch
Gahigi en Frans zijn samen met enkele gezondheidswerkers uit het district
opgeroepen voor een spoedvergadering. De reden voor deze vergadering was
niet zo duidelijk totdat deze begon. Jawel hoor, georganiseerd door de CCM,
de enige politieke partij. Ze zijn vier uur gehersenspoeld met toespraken, of
zoals Gahigi dat zegt: preken. Na de mislukte staatsgreep zijn alle secreta-
entie in Dar es Salaam geweest, waar ze flink
toegesproken zijn, want het CCM-geloof moet nu nog veel harder verkondigd
worden. Vanavond was Gahigi hier omdat ik zijn zieke zoontje moest behan-
delen. Het was boeiend om hem verslag te horen doen van dergelijke bijeen-
komsten, cynisch als hij is ten opzichte van het hele regime en de werking
van het systeem in Tanzania. Als Rwandese vluchteling, die ook in Oeganda
en Kenia gezeten heeft, kan hij de dingen toch in een wat breder perspectief
zien dan de Tanzanianen in het dorp, die geen ander referentiekader hebben
dan hun eigen omgeving. Deze activiteiten van de CCM-leiding zullen wel
een stuiptrekking zijn die spoedig weer overgaat, verwacht ik. Totdat er weer
aan de noodrem getrokken wordt. Hoelang dat toch nog allemaal goed zal
Bezweet deed ik de brieven terug in hun blauwe envelop en legde ze op de
houten plank die als mijn bureau moest dienen. Het was aan het eind van de
middag, maar nog steeds was het bloedheet. Ik zette de ventilator een stand
hoger en richtte deze op mijn bed, waar ik even languit op ging liggen om
naar boven te staren, naar de onderkant van de golfplaten. Wat leek me dat
vervelend, geen water. En niet een paar dagen, maar bijna een maand lang.
Hopelijk waren die problemen nu opgelost, die brieven dateerden immers van
vijf, zes weken geleden. Hoe zou het verder zijn gegaan? Konden we maar een
Ik pakte een schone broek en hemd van het keurige stapeltje in de ruw-
houten, ge¨ımproviseerde kast. Elke dag werd er hier de was gedaan. Ik hoefde
de vuile spullen alleen in een zak af te geven, en ’s middags was het al weer
klaar. Ik trok mijn kleren uit en knoopte een handdoek om mijn middel. Met
een fles shampoo liep ik door de gang en het eetzaaltje van de barak naar
buiten, over de loopbrug naar de twee washokken. Je kon je alleen bij daglicht
verschonen, er was daar geen elektriciteit. Ze bleken beide bezet. Ik wachtte.
Op het veldje waren een paar jonge kerels fanatiek aan het badmintonnen. In
de open keuken rammelden de kokkies flink met hun pannen. Uit het washok
klonk geplens met water, gefluister en gegiechel, gebonk. Even later kwamen
een Fransman met zijn Indonesische concubine - ik wist niet van welk eiland -
naar buiten. Ze hadden beiden een handdoek omgeknoopt. Zijn halflange haar
plakte aan zijn dikke hoofd. Zij hield met haar rechtervingers haar handdoek
secuur vast onder de linkeroksel, daarmee ook haar borstpartij extra bedek-
kend. De vrouw, of het meisje misschien, keurde mij geen blik waardig, maar
de Fransman groette kort. Ik kon nu in het washok terecht. Er stond een reus-
achtige plastic emmer met koud water. In dit kamp was water genoeg. Een
boorput en een pomp, klaar. Met een plastic bakje gooide ik het frisse water
over me heen; dit was altijd het beste moment van de dag, zo’n Indonesische
mandi. In mijn kamertje kleedde ik mij weer aan, en ging in de gemeenschap-
pelijke ruimte zitten met een boek, in afwachting van het avondeten.
De frietjes waren dun gesneden, als altijd, het stokbrood was warm en
vers. De salade van maiskorrels, bonen, stukjes wortels en paprika was niet
te zoet, niet te zuur. Het geroosterde rundvlees was van binnen licht ros´
Franse projectleider ontkurkte de volgende fles rode wijn en schonk zorgvuldig
de glazen vol. Oscar keek mij grijnzend aan, schudde zijn hoofd, alsof hij weer
wilde zeggen dat het hier toch wel heel anders was dan in Sarmi. Het eten was
inderdaad voortreffelijk, al het andere was naadje. De werkomstandigheden
waren hopeloos, het was heet, het was een saai project, je kon nergens heen
en de sociale interactie was bedroevend. Ik deed nog eens een poging om een
tafelgesprek van de grond te krijgen, en zei in het Engels:
‘Ik hoorde op de radio vandaag dat er een nieuw muzieksysteem is ge¨ıntro-
duceerd. Het werkt met een soort schijf, die met een laser wordt afgetast. Dat
De Fransman schuin tegenover mij knikte.
‘Ah, yes, indeed, I know,’ en hij wendde zich tot zijn landgenoten, ‘¸
s’appelle compact disc,’ en vervolgde het gesprek verder in het Frans. Ik kon
dat wel volgen maar had geen zin meer er aan deel te nemen. Zo ging dat altijd,
de anderstaligen aan tafel - Oscar, Bob, Yusuf en ik - waren buitengesloten.
Mijn derde taal was nu Indonesisch, met Frans raakte ik in de war, ik kon mij
maar beter beperken tot Engels en Indonesisch.
Na het eten las ik verder, Vestdijk nu, Theun de Vries had ik al uit. God,
wat was het hier saai. Ik miste het spektakel van Mamberamo. Wat voor dag
was het vandaag? Ik had geen idee. Elke dag leek op de vorige. Er waren
geen weekends. Zo gingen er een paar onbehaaglijke weken voorbij. Maar er
Ik heb net twee dagen bijgewoond van een drie dagen durende MCH-vergadering
in Mwanza. Ik was de enige witneus en heb eens goed kunnen meemaken hoe
het op dit soort belangrijke bijeenkomsten toegaat. Het was een regionale
vergadering, hetgeen betekent dat de top van de gezondheidszorg van heel
noordoostelijk Tanzania aanwezig was. Die mensen zijn wel dol op vergade-
ren, zeg! Gisteravond om half 7 zaten ze nog te ouwehoeren over de verslagen
van alle regio’s. Aangezien ik mijn auto twee dagen bij Fatorda gestald had
om hem hoger op de poten te laten zetten, moest ik dus lopen en ben toen
maar uit de vergadering gestapt om nog net voor het donker bij Guus en
Esther binnen te vallen en te kijken of ze mij een nachtje konden gebruiken.
Dat was meteen geregeld. Ze waren net aan het eten en ik kon zo mee aan-
schuiven. In de vergadering vandaag werden we in (licht valt uit) vier groepen
opgesplitst en gingen per groep naar een bepaald district toe, waar de ge-
zondheidsvoorzieningen onder de loep genomen werden. Zo kwam ik met een
hele club in het Magudistrict terecht, waar we enkele gezondheidsinstellin-
gen bekeken. Magu ligt een heel stuk ten noorden van Mwanza, dus het was
een flinke afstand rijden. Uiteraard waren ze allemaal van ons bezoek op de
hoogte en sommigen hadden dan ook nog veel meer aandacht aan het sociale
programma besteed dan aan het laten zien van de werksituatie. Zo hebben we
twee keer een prachtig zang-, dans- en trommeloptreden gezien, kregen we
twee keer eten aangeboden en diverse flesjes bier en cola. De laatste instel-
ling die we bezochten wordt gedreven door nonnen van dezelfde orde als ons
ziekenhuis. Ze zijn ook wel eens voor behandeling in Bukumbi geweest, zodat
ik ze vagelijk kende. Het was een erg goed functionerende instelling, alles
even schoon en met voldoende voorraden. Ze hadden ook duidelijk rekening
gehouden met het bezoek, met overal verse bloemetjes, schone lakens en een
overheerlijke maaltijd. Er was een schitterend dansoptreden, en tromgeroffel
van de schoolkinderen. Als enige blanke tussen een groep waarvan ik bijna
niemand kende voelde ik me in het begin wel een vreemde eend in de bijt.
Door mij in te spannen om contact te krijgen kreeg ik er gaandeweg toch
veel plezier in. Morgen worden de bevindingen van vandaag bediscussieerd.
Gisteravond hebben ze nog uitgebreid gefeest en men vond het jammer dat
ik daar niet gekomen was. Dat is natuurlijk heel hartelijk, maar al met al
heb ik meer de indruk dat zo’n vergadering een leuk uitje is voor de betrok-
kenen dan dat er echt fundamentele beslissingen worden genomen. Overal
hoor je dezelfde problemen. Geen benzine voor de landrover, geen kerosine
voor de koelkasten, zodat de vaccins niet goed bewaard kunnen worden enz.
Over eventuele oplossingen wordt niet gepraat, niemand schijnt ook op het
idee van biogas, zonnepanelen of wat dies meer zij te komen. Kortom het was
nuttig om eens zo’n vergadering mee te maken maar ik denk wel dat het voor
Wat worden er op zo’n vergadering voor mij onbekende termen in het
Swahili gebruikt! Woorden als versterken, communicatie, hoop vestigen op,
dat soort uitdrukkingen krijg je in het normale spraakgebruik niet te horen.
Dus kon ik eigenlijk alleen maar de grote lijnen volgen. Het meest frustre-
rende vond ik dat je steeds de grappen miste en nooit volop met de hele
meute mee kon lachen. Bij de gesprekken in de auto kon ik echter de grap-
pen over Nyerere wel begrijpen. Er worden ook veel grappen over andere
stammen gemaakt. Vooral de Masai zijn dan een dankbaar mikpunt van spot.
Mijn auto staat nu duidelijk hoger op de poten en dat rijdt een stuk beter.
Een beschermingsplaat aan de onderkant bleek er al half bij te hangen. Ze
bestellen nu nog meer en dikkere platen om alles helemaal goed te bescher-
men. Ik word persoonlijk door een van de gebroeders geholpen en dat is toch
e. Je weet dan dat je elk advies meteen op kunt volgen en geen
Af en toe hoor je nog wat over de mislukte coup in Dar es Salaam. Als ik
de geruchten mag geloven is het daar nog steeds erg onrustig. Daar merken
we hier verder niet zoveel van. Je vraagt je af en toe wel af waar een en ander
Ik had afgesproken met de nonnen om te komen wijn maken, want zij wilden
dat graag leren. Het was een zeer vrolijke bezigheid waarbij over en weer de
nodige steken onder water gegeven werden. In het begin voelde ik me in hun
aanwezigheid nog wel eens opgelaten door mijn heidense instelling, maar te-
genwoordig kunnen we elkaar met onze verschillen van opvatting zelfs plagen.
Ik had alvast een fles zelfgemaakte wijn meegenomen maar ging ervan uit dat
die in verband met de vastentijd pas na Pasen aangesproken mocht worden.
Daar wisten de nonnen wel een mouw aan te passen, zodat de bezigheden
gepaard ging met een vrolijk drinkgelag.
Daniel de Beer Né le 18 octobre 1953 Belge Rue du Viaduc 35 1050 Bruxelles Tél. : + 32.(0)2.646 42 27 Courriel : [email protected] Licencié en droit (1977 - UCL) Docteur en droit (juin 2008 - VUB) Activités professionnelles - professeur invité aux Facultés Universitaires Saint Louis (cours de « Sources et principes du droit » ; séminaire interdisciplinaire et séminair
International Journal of Systematic and Evolutionary Microbiology (2008), 58, 919–923Bacillus coahuilensis sp. nov., a moderatelyhalophilic species from a desiccation lagoon in theCuatro Cie´negas Valley in Coahuila, MexicoRene´ Cerritos,1 Pablo Vinuesa,2 Luis E. Eguiarte,1 Luis Herrera-Estrella,3Luis D. Alcaraz-Peraza,4 Jackeline L. Arvizu-Go´mez,4 Gabriela Olmedo,4Enrique Ramirez,4 Janet