Algemeen: Hoewel we vaak spreken over reptielen in het algemeen, zijn de
verschillende groepen reptielen zeer divers. Er zijn zeer veel diersoorten die onder de reptielen vallen, welke ook nog uit verschillende werelddelen komen of gewoon anders zijn waardoor de huisvesting en de verzorging voor het ene reptiel heel anders kan zijn dan
het andere reptiel. Onder reptielen bedoelen we de grote groep dieren zoals schildpadden, hagedissen en slangen. Maar ook deze groepen dieren zijn onder te verdelen in verschillende soorten. Bedenk van te voren voor de aanschaf van je huisdier wat je er graag mee wil doen . De meeste reptielen zijn niet om elke dag te aaien of aan te raken. Baardagamen zijn misschien de meest aaibare reptielen van allemaal. Veel reptielen zijn ‘alleen’ maar om naar te kijken, en sommige
zijn moeilijk te houden in gevangenschap. Om je reptiel gezond te houden zijn er een paar basis principes waar aan
voldaan moet worden. Huisvesting: De eisen voor een goede huisvesting is sterk afhankelijk van het soort reptiel. Een slang heeft een ander verblijf nodig dan een baardagaam. Via
websites zoals www.reptielenforum.nl en aanverwante sites is veel te vinden over de minimale maten van het terrarium waar je aan moet voldoen. Let op: dit zijn minimum maten en eigenlijk mag dit in meeste gevallen veel groter zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan een groene
leguaan, die al bijna 2 meter in totale lengte kan worden. Een te kleine bak is geen pretje voor zo’n dier. Ook de juiste bodembedekking is sterk afhankelijk van het soort reptiel. Wat wel van belang is om te weten dat niet elke bodembedekking geschikt
is. Houtsnippers zijn berucht om te worden opgegeten wat tot ernstige verstoppingen kan leiden. Maar ook zand is niet zo geschikt omdat ook dit voor verstoppingen kan zorgen. Verder mag het niet scherp zijn waardoor het diertje beschadigd kan raken. Kunstgras is een zeer geschikte bodembedekking, het ziet er mooi uit, is sterk,en wordt niet opgegeten
(neem een goede soort kunstgras die niet makkelijk vezels loslaat) en is ook nog eens makkelijk te reinigen. Het reinigen van de bodembedekking is iets wat minimaal om de drie maanden gedaan moet worden bij de
meeste reptielen. Verder kan de bak ingericht worden met flagstones waarmee ook verstopplekken gecreëerd worden. Een plantenpot met een gat erin is op zijn kop is ook een mooie verstopplek bijvoorbeeld voor slangen. Eventueel kunnen lianen of takken gebruikt worden als
klimmateriaal. Als je wilt kweken met de dieren is een aparte zandbak nodig als legbak. Deze kan dan gevuld worden met witzand of turfmolm, afhankelijk van het soort reptiel. Daarnaast moet er een waterbak in de bak staan waar het dier van kan drinken of zich in kan baden. Let wel op, sommige dieren verdrinken makkelijk in te diep water zoals baardagamen, maar boa’s vinden een diepe bak waar ze helemaal in kunnen erg prettig. Soms is een waterbak
alleen niet voldoende, maar moet je de dieren ook nog besproeien met water. Of, zoals bij veel soorten Kameleons, is een druppel systeem noodzakelijk. De bak moet goed afsluitbaar zijn, niet alleen om er voor te zorgen dat je reptiel niet kan ontsnappen (slangen zijn hier nogal goed in), maar ook om er voor te zorgen dat je voedseldieren niet ontsnappen. Warmte en licht: Omdat reptielen koudbloedige dieren zijn, zijn ze afhankelijk van de zon en de omgeving voor hun temperatuur. De optimale temperatuur voor een reptiel ligt meestal tussen de 22 en 40 graden, al gelang het soort. ’s Nachts mag het vaak wat kouder zijn dan
overdag. Warmte kan vaak verkregen worden door warmtelampen, warmtekabels en/of thermostaat. De bak mag nooit overal even warm zijn, iets wat in een te kleine bak moeilijk te reguleren is. Vooral direct onder de warmtelamp is de temperatuur het hoogst. Je reptiel moet kunnen kiezen waar hij zich wil
begeven. Baardagamen moeten bijvoorbeeld gehouden worden tussen de 25 graden in het koudste deel tot boven de 40 graden onder de spot. Belangrijk is dat ze niet zelf in contact komen met deze lampen of met de warmtekabels, dit kan tot ernstige brandwonden leiden.
Naast warmte, geven sommige warmtelampen ook licht, maar licht kan ook komen van TL of PL lampen. Reptielen hebben ook UV-B licht nodig gedurende ongeveer een ½ uur per dag. UV-B licht wordt gebruikt voor de
productie van Vitamine D3, wat belangrijk is voor de calcium huishouding in het lichaam. Deze UV lampen gaan maar kort mee en moeten na een ½ jaar vervangen worden. UV licht is niet zichtbaar voor mensen dus het is lastig om je lamp te controleren of het nog steeds UV licht produceert.
Verder reikt dit UV licht niet heel ver, ongeveer maar 20 centimeter waardoor het relatief dicht bij het dier moet hangen, en er mag geen glas tussen zitten. Glas houdt UV licht tegen. Voeding: Voeding is een zeer belangrijk punt voor de verzorging van je reptiel. Het is dan ook een van de belangrijkste punten waar het fout gaat. Dat komt
omdat de meeste reptielen teveel of uitsluitend insecten te eten krijgen. Slangen zijn het makkelijkst met de voeding, een gezonde muis of rat bevat alle bouwstoffen voor een gezonde voeding. Maar andere voedseldieren zoals krekels, sprinkhanen, morio-, meel- en
buffalowormen, vliegen en wasmot(larven) bevatten teveel fosfaat en te weinig calcium. Bovendien bevatten ze onvoldoende andere bouwstoffen en vitamines. Zeker als deze voedseldieren net uit de dierenspeciaalzaak komen bevatten ze te weinig voeding. Omdat deze dieren zelf al een
aantal dagen niet gegeten en gedronken hebben. Zet maar een stukje fruit neer bij krekels, ze beginnen bijna altijd direct te eten en te drinken. Je kan dit gedeeltelijk opvangen door de voedseldieren eerst zelf goed te eten te geven zoals hondenbrokken, krekelgel of zelfgemaakte voedingsbodems. Hierbij bevat hun maagdarmkanaal dan als ze
opgegeten worden deze voeding, wat ten goede komt aan je reptiel. Je kan eventueel zelf deze voedseldieren kweken. krekel wasmotlarven
Voer nooit levende muizen/ratten of andere knaagdieren aan je reptielen (slangen!) De prooidieren kunnen zelf ook bijten, wat tot ernstige verwondingen en abcessen kan lijden bij je reptiel. Mocht je reptiel geen
honger hebben, dan kan je huisdier aangegeten worden door zijn eigen prooidier. Daarnaast is het niet diervriendelijk voor het prooidier, het is niet te vergelijken met een natuurlijke situatie. Er is geen enkele reden om levende knaagdieren of konijnen aan je reptielen te
Veel reptielen die we herbivoor (planteneters) noemen zijn in de natuur niet strikt herbivoor. Een groene leguaan eet bijvoorbeeld ook kuikens, eieren of kadavers als
ze de kans krijgt. Geef je groenten en fruit aan je reptielen, wissel het dan af en geef gevarieerd. Maar zelfs als je heel gevarieerd groenten geeft, krijg je problemen met de calcium huishouding. Elk reptiel die geen zoogdieren eet moet pellets (brokjes) erbij krijgen.
Soms zijn er speciale pellets gemaakt voor de specifieke soort. Maar kattenvoer, hondenvoer of zelfs konijnenvoer zijn ook erg geschikt. Een herbivoor (planteneter) kun je konijnenvoer of hondenvoer geven, maar kattenvoer kan ook. Een omnivoor (alleseter) of carnivoor (vleeseter) zou
je honden- of het liefst kattenvoer kunnen voeren. Je kan de brokken fijn malen en over door de groenten mixen, of natmaken en zo geven. Ongeveer 25% van de voeding moet uit pellets komen. Geef minimaal 3x in de week pellets of
zachtvoer aan je hagedissen of schildpadden. Dit voer bevat alle mineralen en vitamines die ze nodig hebben. Er wordt wel eens beweerd dat kattenvoer teveel eiwit bevat, wat slecht zou zijn voor de nieren. Dit is nooit bewezen en vermoedelijk is dit niet juist. Daarbij krijgt je reptiel veel eerder problemen als gevolg van
vitaminen- en calciumtekort wanneer hij geen volwaardig compleet dieet eet, waardoor hij zonder kattenvoer veel sneller overlijdt. Een dieet van enkel insecten is voor geen enkel reptiel voldoende! Vroeg of laat krijgt het dier hier ernstige problemen mee! Schildpaddenvoer dat bestaat uit
gedroogde insecten en garnalen is om dezelfde reden geen goed voer ook al staat op de verpakking dat het schildpaddenvoer betreft! Alle insecten uit de dierenwinkel hebben een negatieve Calcium-Fosfaat verhouding. Hun chitinepantser bevat ontzettend veel fosfaat wat er voor zorgt dat je
heel veel calcium extra moet geven. Bepoederen met calcium zoals gistocal werkt wel iets maar onvoldoende. Het is handiger en hygiënischer om je dieren uit een bakje te laten eten. Zand in de sla of zand in de bek bij het vangen van de voedseldieren kan
grote problemen veroorzaken met zand verstoppingen. Hanteren: Het vasthouden van je reptiel is zelden nodig, en de meeste soorten
houden er niet van. Baardagamen, Groene leguanen en sommige slangen kunnen wel zo tam gemaakt worden dat ze het wel goed vinden dat ze vastgepakt worden. Ondersteun je dier hierbij dan onder het hele lichaam en laat het niet hangen. Vooral slangen kunnen dan problemen krijgen
met hun bloedsomloop. Baardagamen zijn misschien het meest geschikte reptiel voor om tam te maken. Begin wel op een jonge leeftijd om je dier er aan te wennen. Elk reptiel kan bijten! En bij sommige van deze dieren is dat geen pretje.
Bijna alle hagedissen kunnen hun staart loslaten als ze vastgepakt worden, pas hier dus mee op. Verder kunnen ze ziektes bij zich dragen die ons ziek kunnen maken, zoals Salmonella bacteriën, was daarom na het vastpakken van je dier je handen (of na het schoonmaken van de bak).
Gezondheid: Het is niet altijd gemakkelijk om te zien of een reptiel ziek is. Het is
normaal bij sommige reptielen dat ze langere tijd niet eten, of dat ze rustiger zijn of veel slapen. Maar als de temperatuur optimaal is en je dier is toch sloom, of hij slaat een maaltijd over, dan kan dat erop wijzen dat er iets niet in orde is.
Andere symptomen zijn vaak: - Slecht verloop van de vervelling - Vieze bek of veel slijm/ wondjes aan de bek - Beschadigingen van de huid, en/of diktes of
verkleuringen er normaal niet zijn - Benauwdheid, met zwaarder ademen - Diarree of ontlasting met bloed - Continue persen met de buik - Een prolaps van de einddarm, dan hangt
er aan de achterkant een stukje darm/eileider uit - Trillen van de tenen of spieren - Niet alert zijn, maar veel liggen, of zich niet goed op kunnen richten - In een rare positie liggen, vooral met de kop (voornamelijk bij slangen)
Mocht je twijfelen of je dier in orde is, neem dan contact op met iemand die er meer verstand van heeft, een fokker, de reptielenspeciaalzaak of de dierenarts.
Veel voorkomende ziektes en hoe kan je het voorkomen? Veel ziektes die voorkomen bij onze gehouden reptielen kunnen voorkomen worden door een goede huisvesting en voeding. Metabolic Bone Disease (MBD) of Fibreuze osteodystrofie (vaak ook wel aangeduid als rachitis), is een groot probleem bij gehouden reptielen. Het is complexe ziekte die uiteindelijk problemen geeft aan stoornissen van het spierweefsel maar vooral ook aan het skelet. De grootste oorzaak van dit syndroom is een voedsel met een te laag
calciumgehalte en/of te hoog fosfaat, vaak ook in combinatie met een tekort aan Vitamine D3. Dit komt veelvuldig voor bij hagedissen en waterschildpadden. Insecten, vele groentes en fruit bevatten erg weinig calcium en zeker
geen vitamine D3. Omdat de dieren overwegend binnen en achter glas zijn gehuisvest, wordt normale synthese van vitamine D3 onder invloed
van ongefilterd zonlicht geblokkeerd. Een dagelijkse dosis UVB-straling is noodzakelijk voor de vorming van vitamine D3 of het moet extra gegeven worden. Vitamine D3 zorgt voor calciumopname vanuit het maag- en darmkanaal en brengt de calcium- en fosfaatgehalten van het bloed in
balans. Bij een tekort aan calcium in het bloed zal kalk uit de eigen botten worden onttrokken om dit tekort te compenseren. Hierdoor zullen de botten rubberachtig en broos worden. Dit is vaak te herkennen aan een dikke kaaklijn (waarbij er niet extra bot is maar juist extra bindweefsel) of
aan knikken in de rug en staart. Een eerste symptoom zijn kleine spiertrillingen van de tenen of het niet meer goed overeind zitten maar doorgezakt zitten door spierzwakte. Het dier loopt dan niet meer op de tenen maar op zijn polsen. Uiteindelijk kan bij deze ziekte krampen of een
soort epileptische aanval optreden. De botten worden gebogen en kunnen makkelijk breken. Ook bepaalde ziektes kunnen MBD veroorzaken zoals nierproblemen. MBD kan dus in de meeste gevallen voorkomen worden door het verstrekken van voldoende goede voeding en UV licht.
De behandeling bestaat meestal uit het verstrekken van extra calcium en vitamine D en een goed voer. De prognose is redelijk, maar misvormingen van de kaaklijn of botten blijven vaak wel (in zekere mate) bestaan.
Hypovitaminose A:
Deze ziekte wordt gezien bij waterschildpadden en doosschildpadden. Deze ziekte ontstaat door een tekort aan vit A in de voeding. Bijvoorbeeld bij een voeding van uitsluitend gedroogde garnaaltjes bij waterschildpadjes. De
symptomen die gezien kunnen worden zijn dikke ogen met of zonder pus. Sloomheid, niet willen eten, afvallen en een vieze neus. Eventueel kan er een middenoorontsteking ontstaan (verdikt trommelvlies) of er ontstaat legnood.
De behandeling bestaat uit 1 of 2x een injectie Vitamine A en natuurlijk
een goede voeding met vitamine A. Vitamine A deficientie ontstaat (bijna) nooit bij een dier die groenten eet omdat hier voldoende caroteen inzit om vitamine A te maken. Hypervitaminose A:
Deze ziekte ontstaat bijna altijd door een te hoge gift (via injectie) van vitamine A, vooral bij landschildpadden (maar kan bij elk reptiel). Als symtoom wordt dan meestal een beschadiging (loslating) van de huid
gezien. De eerste tekenen zijn al na een aantal dagen te zien met roodheid van de huid, die overgaan in blaren en uiteindelijk het dus loslaten van de huid. Het herstel kan soms wel 4 tot 6 maanden duren,
met ondersteunende therapie. Soms overlijden dieren dan alsnog aan een overdosis vitamine A. Paramyxovirus:
Paramyxovirus is een belangrijke virusziekte die bij bijna alle soorten slangen kan optreden, hoewel de symptomen verschillend kunnen zijn. Er zijn geen specifieke symptomen voor deze infectie. En hoewel het vooral luchtwegproblemen kan veroorzaken kunnen er tal van andere
symptomen optreden. De ziekte kan in het acute stadium erg snel verlopen, zonder verdere symptomen kan de slang overleden zijn. Maar meestal valt een luchtweginfectie, bloed in de bek of neurologische verschijnselen zoals
trillen, excitatie, ‘aanvallen’ of juist verlamming op. In een chronisch stadium valt op dat het dier slecht eet of braakt, wat soms maanden aanhoudt tot er andere symptomen optreden zoals niet willen bewegen, extreem de warmte opzoeken, slechte spierspanning en
gewichtsverlies. Luchtwegproblemen tot aan longonsteking toe kunnen ontstaan. De buik kan opzwellen, er kan een stinkende en/of slijmerige diarree ontstaan vaak met veel flagelaten. Ondanks ondersteunende maatregelen overlijden deze dieren.
Er zijn slangen die geen ziekteverschijnselen vertonen gedurende bijna een jaar, ondanks dat ze geinfecteerd zijn met het virus. Meestal worden ze uiteindelijk wel ziek en wordt het een chronische infectie hoewel er gevallen bekend zijn die van het virus afkomen zonder ziek te worden.
Deze chronisch zieke dieren kunnen wel andere slangen infecteren. Wellicht dat het ook mogelijk is dat mijten deze ziekte kunnen overbrengen. De waarschijnlijkheids diagnose kan het best gesteld worden met
pathologisch onderzoek. Door virusisolatie is de diagnose te bevestigen. Inclusion Body Disease Virus (IBD): IBD is een van de meest belangrijke virusziekte bij boa-achtige slangen. Maar mogelijk zijn andere soorten slangen ook gevoelig voor deze
ziekte.Het wordt vooralsnog voornamelijk bij Boa’s en Pythons gezien. Er zijn typische symptomen van IBD. Elke Boa-achtige met een acuut verhaal van neurologische klachten of een verhaal van chronisch ziek zijn is
verdacht van IBD. Boa’s hebben meestal klachten van braken en afvallen. Daarna kunnen er neurologische klachten ontstaan zoals trillingen van het hoofd en verlamming van spieren (voor-
achterste deel van de slang) met verminderd bewegen als gevolg. Later treden vaak secundaire bacteriële infecties van de longen, maag of huid op. In het eindstadium van de ziekte eten de dieren niet meer en drogen ze uit, krijgen ernstige
neurologische klachten waarbij zich zich (bijna) niet meer kunnen
corrigeren van een verkeerde houding. Uiteindelijk overlijden ze aan deze ziekte. Pythons hebben vaak een acuut verhaal van neurologische klachten. IBD geeft bij Pythons vaak sneller en heftigere klachten dan bij Boa’s. Het is
nog niet helemaal duidelijk hoe de slangen deze ziekte kunnen oplopen maar in iedergeval via direct contact. Eventueel kunnen parasieten zoals mijt een infectie van slang op slang veroorzaken.Het bevestigen van de ziekte is vaak moeizaam. Pathologie geeft meestal voldoende
aanwijzingen om IBD aan te tonen als de oorzaak van de ziekte. Er is voorals nog geen behandeling voor IBD. Als je maar 1 dier hebt is ondersteunende therapie wel te overwegen, hoewel het dier uiteindelijk toch sterft. Maar gaat het om een grote collectie slangen, dan is
euthanasia met pathologie een betere overweging. Het belangrijkste is het voorkomen van de ziekte in de slangen populatie. Hoewel de meeste Pythons snel ziek worden (binnen weken), kunnen Boa’s soms maanden lang leven zonder symptomen, en andere slangen
besmetten. Normaal is een quarantaine van 3 maanden voldoende, maar in het geval van deze soorten slangen kan er beter een quarantaine van minimal 6 maanden aangehouden worden en strikte hygiene. Andere slangen kunnen deze ziekte wel bij zich dragen zonder dat ze zelf ziek worden.
Ook deze slangen moeten dan minimal 6 maanden in quarantaine al ser boa-achtige in de collectie zitten. Probeer de slangen verder van een vertrouwd adres te krijgen. Verder zou je door middel van bloedonderzoek en ontlastingsonderzoek
aan het begin en eind van de quarantaine kunnen controleren of je slang gezond is, hoewel dit nooit helemaal sluitend is. Een zieke slang of een slang die het niet goed doet mag nooit in de collectie geintroduceerd worden.
Parasieten
-Flagelaten Flagalaten zijn kleine parasieten die vooral voorkomen in het
maagdarmkanaal maar soms ook in de urinewegen. Veel reptielen hebben flagelaten, meestal meerdere soorten, in hun maagdarmkanaal. Dit is normaal en geeft geen problemen. Bij stress of ziekte kan het wel een probleem worden, er komt dan een overgroei van
een bepaalde groep flagelaten. De symptomen die gezien kunnen worden bij een flagelaten infectie zijn vaak niet eten, afvallen of het “niet lekker doen”. De behandeling bestaat meestal uit Metronidazol (Flagyl) van alle dieren,
en het goed reinigen van de bak. -Wormen Er bestaan wereldwijd er veel soorten parasitaire wormsoorten, zoals
Niet alle soorten veroorzaken ziektes. Sommige soorten kunnen het dier direct weer opnieuw besmetten bijvoorbeeld via ontlasting met eieren/larven. Hierdoor kan een infectie vele malen groter worden dan een wormsoort die een tussen gastheer heeft zoals een muis. Eerst moet de
muis het ei of de larve opeten, en naderhand moet bijvoorbeeld de slang die muis weer opeten, en dan pas kan de worm volwassen worden. De kans dat de worminfectie op deze manier erg groot word is erg klein in ons terrarium.
Wormen en hun larven kunnen op alle plekken van het lichaam voorkomen, zoals in de bek, onder de huid, in de spieren en longen. Hierbij kunnen dan bijvoorbeeld bulten gezien worden onder de huid. De meeste soorten (volwassen) wormen zitten in het maagdarmkanaal. Soms
valt de volwassen worm op in de ontlasting maar meestal wordt dit niet gezien, onder de microscoop kunnen dan wel de eieren gezien worden. Veel wilde reptielen hebben wormen bij zich zonder dat ze ziek worden, maar eenmaal in gevangenschap kunnen ze door stress, slechte
huisvesting of hygiene of verkeerde voiding of simpelweg door een te kleine ruimte waardoor ze zichzelf continue herbesmetten wel ineens ernstig ziek worden. Er bestaan verschillende soorten ontwormingsmiddelen, niet iedere wormsoort is gevoelig voor elk product. En daarbij kunnen sommige
reptielen niet tegen het ontwormingsmiddel, zoals Ivermectine. Bij gebruik hiervan bij sommige schildpadden doodt je dan niet alleen de wormen maar ook je schildpad. -Mijten Ophionyssus natricis of zwarte slangen mijt is meestal de oorzaak van een mijtinfectie bij reptielen. Maar Ophinyssus acertinus of rode
bloedmijt meestal afkomstig van hagesissen kan ook de oorzaak zijn van een mijtinfectie. Deze mijten zijn rood en groter dan de slangenmijt. De mijten zitten meestal net onder de schubben vooral bij de ogen, neus,
de pits bij slangen en rond de cloaca. De
parasieten zuigen bloed, wat kan leiden tot bloedarmoede. Verder geven ze irriatie waarbij het dier zich kapot kan krabben met huidontstekingen tot gevolg. Er kan een probleem ontstaan bij het vervellen en de mijten
kunnen andere ziektes overbrengen zoals virussen. Je hoeft geen mijten te zien op je reptiel terwijl ze toch aanwezig zijn. Mijten zitten het liefst op donkere plekken en zo hoog mogelijk, dus overdag hoeven ze niet altijd op je dier te zitten. Regelmatige controle van je dieren en van het
terrarium is noodzakelijk om een mijtinfectie voor te zijn. De behandeling kan bestaan uit Permethrin (Frontline) en het goed reinigen van het terrarium, aangezien maar een klein deel van de volwassen mijt op je dier zit. Het is verstandig om voor een nieuwe
inrichting te kiezen, een achterwand van kurk is berucht als plek waar de
mijten lang kunnen blijven leven. Alle mijtstadia gaan dood boven de 50-55 graden. Ondanks een serieuze aanpak van dit probleem, kan het voor komen dat de mijtinfectie terug komt, blijf dus alert.
-Verstoppingen: Verstoppingen komen geregeld voor bij reptielen. Dit kan komen door het eten van voorwerpen die niet verteerd kunnen worden zoals houtsnippers,
steentjes of bijvoorbeeld zand. Vaak word dit ‘per ongeluk’ gegeten, bijvoorbeeld als er de prooi opgegeten wordt waar wat materiaal aan vast blijft plakken. Voer daarom altijd vanuit een apart bakje/ schone ondergrond. Ook zien we dit bij schildpadden die op een te kaal grasveld
staan, die gras eten en zo zand binnen krijgen. Berucht zijn de luipaardgecko’s, mogelijk dat ze zand binnen krijgen bij het graven, maar in ieder geval als ze happen naar de krekels in het zand. Een steentje of houtsnipper geeft heel snel klachten maar zand pas na
langere tijd. Zand blijft vaak wat achter in het maagdarmkanaal en als het veel wordt gaat het zich ophopen wat erg lastig is het er uit te krijgen. Te weinig drinken is in dit geval helemaal funest. Mogelijk dat irritatie door bijvoorbeeld parasieten ook een aanleiding is om zand te eten. De klachten die je bij een verstopping kunt zien is, braken, geen ontlasting of
veel persen en een dikkere buik krijgen. Uiteindelijk kan je dier hieraan komen te overlijden. Daarom is een bak zonder zand of houtsnippers het veiligst.
Zandophopingen of steentjes zijn veel witter op de Röngenfoto dan de botten.
Het voorkomen van ziekte? Quarantaine! En goede huisvesting en voeding!
Het voorkomen van ziekte is natuurlijk nooit helemaal mogelijk. Maar er zijn wel bepaalde zaken die er voor kunnen zorgen dat je je dieren zo
gezond mogelijk houdt. Naast de juiste huisvesting, verzorging en voeding is de aanschaf en de eerste periode hierna erg belangrijk. Probeer dieren te krijgen van een vertrouwd adres. Het liefste nakweek
dieren omdat wildvang dieren meer stress ondervinden en vaak infecties bij zich hebben waarvan ze in de natuur geen last krijgen maar in een beperkte ruimte dit wel kunnen krijgen. Een goede quarantaine is nodig om er voor te zorgen dat je de dieren
goed in de gaten kunt houden en je eigen collectie zo min mogelijk blootstelt aan ziektes.
Quarantaine: Een quarantaine periode bedraagt minimal 2 tot 3 maanden, maar in sommige gevallen dus wel 6 maanden.
Het beste kunnen de dieren apart gehouden worden omdat je dan goed kunt zien of ze eten en hoe hun ontlasting is. Weeg de dieren in ieder geval aan het begin en eind van de quarantaine maar eventueel kan dat elke 2 weken gedaan worden.
Was je handen tussen de verschillende dieren/bakken en gebruik reinigingsmiddelen (eventueel een voetenbad voor je schoenen) voor strikte hygiene en desinfectie. De quarantaine bak is zo ingericht dat hij goed gereinigd kan worden, maar moet wel aan alle basis behoefte van de
dieren kunnen voldoen. De quarantaine is in een andere ruimte dan waar de andere dieren gehuisvest worden. Laat de ontlasting minimal 2 keer controleren. Mocht een dier komen te overlijden laat hem dan pathologisch onderzoeken zodat je weet wat er
mis is (maar dat geldt ook voor je dieren in de collectie). Na de quarantaine kan het dier bij je andere dieren, hoewel zoals gezegd een ziekte uitbraak ook dan nooit voorkomen kan worden. Winterslaap of niet? In de natuur hebben veel reptielen een zomer (vanwege de hitte) of een
winter (vanwege de kou) rust periode. Dit is nodig om deze minder geschikte periode te overbruggen, maar bij sommige soorten ook nodig om zich voort te planten. Er zijn reptielen die ook in gevangenschap, ondanks goede warmte en
licht toch in een rustperiode gaan, zoals doosschildpadden en baardagamen. Een rustperiode is niet zonder risico, en een dier dat niet in topconditie is kan beter geen rustperiode krijgen. In deze periode, en vooral bij het weer actief worden, kunnen kleine problemen ineens veel
erger worden. Als je niet wilt kweken met je dier, geef hem dan geen rustperiode. Het is meestal niet nodig en brengt wel grote risico’s met zijn mee. Voorbereidingen voor een rustperiode:
Omdat de temperatuur niet optimaal is moet het maagdarmkanaal redelijk leeg zijn om rotting tegen te gaan. Je reptiel verteert het in deze tijd niet zelf. Vooral parasieten kunnen een groot probleem worden, laat daarom van tevoren de (verse) ontlasting controleren. Na deze periode is bij
sommige soorten een warm waterbad (zoals schildpadden) nodig zodat ze extra vocht opnemen en ze de laatste ontlasting kwijt raken voor ze weer aan het eten gaan. Voor waterschildpadden die in de vijver leven is de winter vooral levensgevaarlijk aan het eind. Als de temperatuur weer
beter wordt in de lente worden de schildpadden weer langzaam actief, maar als er dan een koude periode weer overheen gaat moeten ze weer opnieuw in winterrust. Dit is voor de schildpad meestal niet meer mogelijk waardoor ze rond deze tijd komen te overlijden.
CITES: De meeste reptielen zijn momenteel in meer of mindere mate bedreigd in
hun voortbestaan. Dit heeft dezelfde oorzaken die gelden voor alle andere met uitsterven bedreigde dieren:
het verdwijnen van de natuurlijk omgeving vervuiling van het milieu het doden van dieren omwille van de huid en om als voedsel te dienen het doden van gifslangen uit voorzorg handel in exotische dieren Om de handel in exotische dieren te reguleren is de CITES regeling van
toepassing op de handel in en het houden van reptielen.
CITES staat voor: Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora. De meeste reptielen vallen onder de CITES I voorschriften: alleen onder zeer strikte regels mogen de dieren uit het wild gevangen worden, omdat ze ernstig bedreigd zijn. Hier vallen de
meeste krokodillen en sommige (zee)schildpadden bijvoorbeeld onder.
De wat minder direct met uitsterven bedreigde soorten vallen onder de CITES II en III regeling. Ook nakweek van bedreigde soorten valt hieronder. Deze zogenaamde nakweekdieren (die dus niet uit het wild afkomstig zijn) mogen echter alleen gehouden worden als men een bewijs
daarvan heeft. Reptielen met Cites die je kunt houden: veel soorten Phelsuma’s, reuzeslangen en sommige soorten hagedissen zoals de Groene leguaan. Vraag dus om de Cites papieren als deze nodig zijn voor het soort dat je wilt aanschaffen.
Huisvestings eisen van enkele van de meest gehouden Reptielen: Baardagaam (Pogona sp):
Baardagamen zijn erg actieve dieren en zullen regelmatig op onderzoek gaan en zijn zeer goede klimmers. Dus ze hebben veel ruimte nodig om
zich goed te kunnen bewegen. Baardagamen vaak erg territoriaal en hebben daarom ook verschillende plekken nodig om lekker te kunnen liggen onder de lamp. Zeker wanneer je meerdere baardagamen houdt moeten ze eigenlijk allemaal
een eigen stek hebben, ook qua schuilmogelijkheid. Meestal wordt terrarium voor baardagaam ingericht als steppen landschap, of
een woestijn landschap. Een baardagaam eist een best wel groot terrarium waarbij 1.50m/0.50m/0.60m (lxbxh) eigenlijk een minimum zou moeten zijn. De optimale temperatuur voor een baardagaam ligt tussen de 29 en 32 graden overdag, en 20-24 graden ‘s nachts en een
lichtperiode van 12-14 uur. De luchtvochtigheid ligt rond de 40-50%. Een eventuele rustperiode heeft een temperatuur van 17-21 graden met 9 tot 10 uur licht. Onder de warmtespot met zonneplek (steen of tak) zelf mag het tot 45 graden oplopen. Een warmtesteen/-mat is mogelijk. Daarnaast
Qua voeding is een baardagaam een alleseter, maar als jong dier heeft hij meer vet en eiwit nodig. Als volwassene kan het dieet meer uit groenten bestaan. Voeding: verschillende soorten groenten en fruit, 3-4x per week katten of hondenvoer, eventueel (nest) muizen. Insecten moet je meer als
extra toevoeging of tractatie gezien worden en niet als hoofdvoer. Groene leguaan ( Iguana Iguana)
Ook de groene leguanen behoren tot de weinige
reptielen die werkelijk ‘handtam’ kunnen worden en een beperkte binding met de eigenaar kunnen aangaan. Volwassen groene leguanen en dan vooral volwassen mannetjes kunnen echter ook
erg agressief zijn. Agressief gedrag bestaat in de eerste plaats uit dreiggedrag: de dieren staan hoog op de poten, vlakken het lichaam af naar de opponent toe en zetten hun keelwam op. Als dit dreiggedrag genegeerd wordt, zullen veel
leguanen bijten of met de staart slaan. Bovendien krabben leguanen met hun scherpe klauwen gemakkelijk de huid open. Een terrarium
moet eigenlijk wel de afmetingen van 2 x 1,5 x 2 meter hebben, gezien
hun grootte, met klimmogelijkheden. Omdat mannelijke groene leguanen zeer territoriaal zijn, kan er slechts één mannetje in het terrarium gehouden worden. Aangezien ze redelijk sterk zijn moet alles goed vastliggen in het terrarium. Een grote waterbak zijn waar de leguaan met
zijn lichaam in past wordt op prijs gesteld. De vochtigheid in de bak moet overdag 50-80% zijn en ’s nachts 80-100%. De temperatuur moet overdag zo’n 29-32 graden zijn, ’s nachts 20 tot 25 graden en in de rustperiode 18 tot 21 graden. Een warmtelamp met UV lamp is noodzakelijk.
Ook een jonge leguaan heeft meer eiwitten en vet nodig dan een volwassen exemplaar. De voeding bestaat uit groenten en fruit, aangevuld met lequanen- of katten- ,honden- of konijnenvoer (3-4x per week). Ook groene leguanen
eten dieren zoals muizen, maar ook eieren die je ze af en toe kunt voeren. Insecten zijn niet nodig, maar mag als tussendoortje. Boa constrictor (Boa constrictor)
Er bestaan verschillende ondersoorten van de Boa contrictor die verschillend qua kleur, grote en karakter kunnen zijn. Een boa leeft het liefste alleen. Als u toch meerdere boa’s bij elkaar wilt
houden, dient u over een groot terrarium te beschikken. Het terrarium moet stevig zijn en op slot kunnen, want slangen zijn erg goed in
ontsnappen. Kies een rustige plek, zo mogelijk trillingsvrij en uit de felle zon. De afmetingen van de bak zijn afhankelijk van de ondersoort. Als
vuistregel kunt u aanhouden dat de bak 1 volwassen slanglengte lang, ½ slanglengte breed en een meter tot ¾ slanglengte hoog moet zijn. De ondersoorten die in bomen leven hebben het hoogste verblijf nodig. Ook hebben boombewoners behoefte aan een klimtak. Slangen hebben graag
een schuilplaats, bijvoorbeeld een grote omgekeerde plantenpot en een waterbak. Om het terrarium te verlichten kunt u TL-licht gebruiken of daglichtlampen die zo’n twaalf uur per dag aan blijven. In het terrarium moeten verschillende warmtezones zijn zodat de slang kan kiezen waar hij wil liggen. De temperatuur moet rond de 30 °C liggen, met ’s nachts 21 tot
27 °C. Als verwarming is een warmtelamp geschikt, maar let wel op dat de slang zich er niet aan kan branden, een warmtemat/-steen kan ook. De boa heeft een luchtvochtigheidsgraad tussen 60% en 85% nodig. Een UV lamp is niet perse noodzakelijk.
Luipaardgecko, Eublepharis macularius
Een bak voor de luipaardgekko bestaat meestal uit een woenstijn terrarium en hoewel het geen echte klimmers zijn kunnen ze natuurlijk wel klimmen over
stenen of een tak. De bak moet minimaal 60x30x30 centimeter zijn, maar liefst een stuk groter. Ze zijn vooral ’s nachts actief. Een UV lamp hebben ze niet echt nodig.
De temperatuur overdag moet rond de 25 en 29 graden liggen, ’s nachts rond de 19 en 24 graden. Ze hebben geen rustperiode nodig. Als warmte bron kan een warmtesteen of -mat gebruikt worden, een spot kan eventueel maar is niet nodig. Een luipaardgekko heeft maar een platte
schaal nodig om te drinken. Qua voeding eten ze veel meer insekten en weinig groenten of fruit, geef ze dus kattenvoer of eventueel hondenvoer (3-4x per week) naast afwisselende insekten. Landschildpad De meeste gehouden landschildpadden (zoals de Griekse en Moorse) kunnen met warm weer
buiten in de tuin, bijvoorbeeld op het gras gehouden worden, zolang de hond of kat er maar niet bij kan. Op deze manier krijgen ze direct natuurlijk UV licht. De optimale temperatuur voor de meeste soorten zit rond de 28 en 31
graden, en ’s nachts rond de 21 en 25 graden. Niet alle soorten hebben een rustperiode nodig. Een warmtelamp en UV licht is nodig voor schildpadden die binnen gehouden worden, een warmtelampt als ze buiten gehouden worden. Qua voeding is een landschildpad de meest herbivoor
van de hier besproken reptielen. Daarom bestaat zijn dieet uit veel groenten en fruit, maar die kan aangevuld worden door speciaal schildpaddenpallets of honden of konijnenvoer. Waterschildpad
Vroeger was de roodwangschildpad de meest gehouden waterschildpad, maar nu zijn er veel verschillende soorten op de
markt. De beste huisvesting voor een schildpad is een aquarium met een landgedeelte. De bak moet voor sommige soorten redelijk groot zijn, en het watergedeelte al gelang naar de schildpad.
Jonge waterschildpadden eten meer dierlijk voer dan volwassen dieren die ook vaak
plantaardig materiaal eten. De optimale temperatuur ligt over het algemeen rond de 27-29 graden. Een warmtelamp boven het landgedeelte
is nodig om te zonnen, zodat het watergedeelte iets koeler kan zijn, maar meestal wel rond de 25 graden. ’s Nachts mag het 18 tot 22 graden worden en een rustperiode is niet nodig. Een UV lamp kan gebruikt worden maar is niet perse nodig. Qua voeding kan je verse vis geven,
maar geen visfilet of bevroren vis omdat hierbij een tekort van Vitamine B kan ontstaan. Pellets, honden- of kattenvoer kan ook, naast groenten (ligt ook een beetje aan het soort en de leeftijd wat ze willen eten).
WorkForce21 – Workforce Development Series Health Support Specialist Table of Contents Health Support Specialist Registered Apprenticeship Program Introduction USDoL Summary Definitions Qualifications Apprenticeship 1. Certified Nurse Aide Description Processes Schedule (Competencies) Health Support Specialist Related Theoretical Instruction